“Ik gebruik NOOIT Auto ISO”. Het is een uitspraak die je wel vaker hoort, die suggereert dat de optie Auto ISO niet geschikt is voor gecontroleerd fotograferen met een systeemcamera (DSLR/MILC). Er is een echter ook een tegeltjeswijsheid die zegt ‘Zeg nooit nooit’ en dat geldt ons inziens ook voor Auto ISO. Derhalve in dit artikel ‘waarom en wanneer’ Auto ISO soms wel van pas kan komen en je met betere foto’s thuis laat komen.
Tip In dit artikel zijn we veel bezig over de getalletjes van sluitertijd, diafragma en ISO. Voor een beter begrip is het handig om dan je camera en zoomlens bij de hand te hebben, zodat je de beschreven cases zelf kunt uitvoeren en de wijzigingen fysiek kunt zien voor jouw situatie. |
Auto ISO
Auto ISO is het vermogen van de camera om de gevoeligheid van de sensor zodanig te kiezen dat het in combinatie met de drie andere parameters (lichtmeting, diafragma en sluitertijd) in het ‘Belichtingsvierhoek’ (klik hier) zorgt voor de gewenste (=juiste) helderheid van een opname. Je hoeft in principe niet over de hoogte van de ISO na te denken, zodat je meer aandacht hebt voor de kadrering en timing van het onderwerp.
Er zijn onderwerpen en situaties waarbij het gebruik van Auto ISO weinig tot geen toegevoegde waarde heeft in het regelen van de belichting van je foto’s, zoals bij landschappen, architectuur, interieur, macro en studiowerk (product, portret). Situaties dus waarbij je streeft naar de hoogste beeldkwaliteit (laagst mogelijk ISO), de lichtomstandigheden redelijk contant zijn, de kans op bewegingsonscherpte klein is (statief, stilstaand onderwerp) en de timing niet afhankelijk is van een fractie van een seconde. Je kunt dan relatief op je gemak de juiste ISO kiezen en de waarde ervan zal gedurende de sessie, binnen het bereik van werkwaarden van diafragma en sluitertijd, amper wijzigen.
Ben je echter in wisselende lichtomstandigheden op reportage, zoals bij evenementen (huwelijk, verjaardagen, recepties), tijdens uitstapjes (citytrips, pretparken, op reis) en bij actie en sport (spelende kinderen, teamsporten), dan kan de ISO sterk van waarde wisselen én heb je ook minder tijd om de juiste waarde in te stellen. Dan kan Auto ISO van pas komen.
Nadeel Auto ISO
Dat iemand beweert nooit Auto ISO te (zullen) gebruiken, vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in het idee dat de gedachte bestaat dat de camera altijd een te hoge ISO kiest, wat ten koste gaat van de beeldkwaliteit. En dat is veelal ongewenst.
Die keuze van een te hoge ISO kán inderdaad het geval zijn als je de camera ‘carte blanche’ geeft en zonder restricties laat ‘nadenken’. Want welke parameters weet een camera met betrekking tot belichting, scherpte en beeldkwaliteit en hoe denkt hij op basis daarvan? De camera meet – en weet dus – in Exposure Values (Ev) de hoeveelheid licht hij ziet in het kader van de zoeker. Hij weet tevens bij welk brandpunt de foto wordt gemaakt en wat daarbij het maximaal diafragma is. Op basis van dat brandpunt weet hij dan op basis van de 1/f-regel (klik hier) ook bij welke sluitertijd bewegingsonscherpte door beweging van de camera gaat optreden.
Met deze gegevens gaat de camera aan de slag om de optimale combinatie van diafragma, sluitertijd en ISO te berekenen.
• Veel licht
Zolang er veel licht gemeten wordt, zal de camera de gevoeligheid laag houden, meestal ISO 100, en daarmee streven naar de hoogste beeldkwaliteit. Omdat er toch voldoende licht is, kiest hij dan een diafragma 1 tot 2 stopjes kleiner dan het maximale diafragma bij het actuele brandpunt. Dit garandeert een maximale beeldscherpte van de lens en zorgt voor een iets grotere scherptediepte. Vervolgens zal hij de sluitertijd zo kort maken dat de helderheid van de foto overeen zal komen met de stand van de lichtmeter (nul of =/-), rekening houdend met eventuele kans op onscherpte door beweging van de camera.
Met dit denkproces zorgt hij dus voor (1) een goede helderheid, (2) hoge scherpte en (3) maximale beeldkwaliteit.
Av, Tv, M Auto ISO wordt niet alleen gebruikt in de Groene stand of kun je kiezen in de P-stand, maar is ook inzetbaar in de Av-, Tv- of M-stand, wanneer je grip wil op respectievelijk diafragma, sluitertijd of beide, terwijl je toch heel flexibel blijft in je belichting onder wisselende lichtomstandigheden. |
• Minder licht
Wordt de hoeveelheid gemeten licht echter minder, dan zal de camera aanpassingen moeten doen om helderheid, scherpte en beeldkwaliteit zo optimaal mogelijk te houden. Als het ‘donkerder’ wordt zal hij echter toch eerst de ISO op 100 houden en proberen met de marges in diafragma en sluitertijd de helderheid en scherpte op peil te houden. Waarschijnlijk zal hij eerst het diafragma vergroten naar maximaal, zodat er 1 tot 2 stopjes meer licht door de lens komt. Merkt hij dat dat niet gaat lukken, dan gaat de camera de sluitertijd verlengen, maar houdt daarbij de 1/f-regel in de gaten. Dus fotografeer je bij 50mm, dan zal hij de sluitertijd niet langer maken dan 1/60s of 1/80s. Zo voorkomt hij dat je onverwacht geconfronteerd wordt met bewegingsonscherpte. Is het bij die sluitertijden nog steeds niet mogelijk om de helderheid goed te krijgen, dan zal hij de ISO gaan verhogen tot dat wel het geval is. Dit hele proces speelt zich af in een fractie van een seconde en wijkt eigenlijk niet af van de menselijke denkwijze als hij in de M-stand zou werken.
Verbeterpunt en oplossing
Het denkwerk van de belichtingsautomatiek van een camera is dus eigenlijk helemaal zo gek nog niet, maar in geval van de automatische bepaling van de ISO moeten we hem misschien een handje helpen. Dat kan met de optie ISO-snelheidinst. die bij de meeste moderne EOS-camera’s aanwezig is in het rode Opname-menu. Daarin kun je met de optie Autom. bereik de grenzen opgeven waarbinnen de Auto ISO zich mag bewegen. Zo kun je bijvoorbeeld de maximale waarde beperken die de camera zelf mag kiezen en bijvoorbeeld ISO 6400 nooit wordt overschreden. Let dan wel op de sluitertijd, want die kan dan onverwacht lang worden.
Onder de optie Autom. bereik vind je de optie Max. sluitertijd, bij sommige oudere camera’s ook Min. sluitertijd genoemd. Hiermee regel je de langst gewenste sluitertijd (bewegingsonscherpte) waarop de camera besluit de ISO te gaan verhogen. Standaard staat deze op Automatisch en de langste sluitertijd is dan direct gekoppeld aan de 1/f regel. Dat is prima, maar ben je ingezoomd tot 200mm en het onderwerp staat nagenoeg stil, dan zou je dankzij beeldstabilisatie ook bij 1/50s nog scherp uit de hand kunnen fotograferen. De camera zou echter 1/200s kiezen en daarbij bijvoorbeeld uitkomen op ISO 3200. Dat is dus te hoog, want bij 1/50s zou de ISO slechts 800 hoeven zijn. Dat is een duidelijk verschil in beeldkwaliteit. Om deze reden wordt Auto ISO dus vaak ‘in de ban’ gedaan.
Maar dat hoeft niet en je hebt hiervoor twee handvatten beschikbaar.
- Auto aanpassen
Wil je dat de camera anders omgaat met de 1/f-regel, dan kan dat door de stand Auto van de optie Autom. bereik aan te passen. Deze staat standaard op nul, zijnde 1/f (s), maar kun je ook 1 tot 3 stops plussen of minnen. In geval van bovenstaand voorbeeld zou je de genoemde waarde op -2 kunnen zetten. Ben je dan ingezoomd tot 200m, dan kiest de camera geen 1/200s, maar twee stops langer, zijnde 1/50s, waarbij hij dus – soort van – rekening houdt met de beeldstabilisatie in camera en/of lens.
Dat werkt prima bij (zoom)lenzen voorzien van beeldstabilisatie met een brandpunt van 100mm of langer, maar kan bij een standaardlens van 24-105mm ongewenste bewegingsonscherpte tot gevolg hebben. Niet zozeer van de camera, maar van het onderwerp. Want bij kortere brandpunten laat hij de sluitertijd oplopen tot 1/15s. Dat is dankzij beeldstabilisatie voor onscherpte door beweging van de camera geen probleem, maar verhoogt de kans op onscherpte door beweging van het onderwerp aanzienlijk. Als je dat niet in de gaten hebt, dan heb je misschien wel een hoge beeldkwaliteit dankzij een ‘slimme’ lagere ISO, maar alle mensen op de foto zijn onscherp. Oeps.
- Handmatig aanpassen
Bij brandpunten korter dan 200mm kun je daarom beter de optie Handmatig gebruiken om de langste sluitertijd te begrenzen. In principe is Auto ISO zoals gezegd vooral nuttig als je op reportage bent en kadrering en timing al je aandacht vragen. En op reportage heb je meestal bewegende mensen of dieren voor de lens. Afhankelijk van de snelheid van die beweging is een sluitertijd van 1/50s of korter gewenst. Dus als je nu in de optie Handmatig kiest voor 1/60s, dan zal bij minder licht de ISO dus omhoog gaan als die waarde bereikt wordt, ongeacht het brandpunt waarbij je fotografeert. Is de beweging iets sneller, zoals kinderen die binnen spelen of dieren in een dierentuin, dan kun je 1/125s kiezen of 1/250s, afhankelijk van de gewenste dynamiek van de bewegingsonscherpte. Zo zou je bij veel licht met een ondergrens van 1/1000s in de Av-stand en Auto ISO zelfs buitensporten of vliegende vogels kunnen fotograferen, zoals in de Tv-stand, maar nu met het diafragma onder controle.
Samenvatting
‘Zeg nooit nooit’ en wat ons betreft is dat ook het geval met de keuze voor Auto ISO. Voor veel onderwerpen heeft Auto ISO geen toegevoegde waarde, maar ben je op reportage dan kan Auto ISO met de juiste instellingen voor een perfecte balans zorgen tussen controle en flexibiliteit. De timing en kadrering van je foto’s zal er zeker mee gebaat zijn zonder dat je in beeldkwaliteit hoeft in te leveren. Gewoon proberen. DOEN!
En laat ons hieronder weten wat je ervaringen zijn.