Stel. Je staat in een veld met wilde bloemen close-ups te fotograferen en je ziet plotseling een havik op een paaltje zitten, waarvan je weet dat hij zo zal gaan opvliegen. Hoe snel heb je dan je camera ingesteld om de vlucht van deze vogel vast te kunnen leggen? Of is de vogel dan al lang gevlogen? Het antwoord wordt bepaald door of je op je EOS een Aangepaste instelling gebruikt of niet. Een korte uitleg.

Van close-up naar beweging volgen
De bediening van je camera en het snel veranderen van de verschillende instellingen is soms van cruciaal belang of je het juiste moment kunt vangen of niet. In bovengenoemd voorbeeld kan het namelijk lang duren eer je de volgende zaken hebt aangepast:
- Van Av naar Tv
- Sluitertijd op 1/500s of korter
- AF van One Shot naar Servo
- AF van Enkelpunt naar Zone/Volgen
- Van enkele opname naar ‘motordrive’
- Van RAW naar JPEG

We hebben het even getimed en via het Quick-menu op het aanraak lcd-scherm duurde dit iets meer dan 10 seconden. Dat lijkt kort, maar bij een schichtig en snel bewegend onderwerp zoals een vogel, ben je dan al veel te laat voordat je je eerste opname kunt maken.

Aangepaste instellingen
Op de Programmakeuzeknop van verschillende EOS-modellen tref je soms een C1-stand (C2/C3) aan. Dit is een stand waaronder je een eigen set met camera-instellingen kunt opslaan, zoals bijvoorbeeld de instellingen voor het volgen van bewegende voorwerpen.

Het principe is simpel. Als je even de tijd hebt, kies je de instellingen die passen bij een bepaald soort onderwerp. Dit kan dus een bewegend voorwerp zijn, maar ook macro-, portret- of studiowerk. Bijna alle parameters kun je betrekken in zo’n set met instellingen. Dus niet alleen Programmakeuze, autofocus en drive, maar ook de Beeldstijl, Ruisreductie, Witbalans, Auto Optimalisatie Helderheid en nog veel meer. Heb je dit allemaal gedaan, ga dan naar het gele menu van je camera en ga op zoek naar de optie Aangepaste opname modus (C1-C3). Kies deze optie, kies Registreer instellingen en tot slot C1 t/m C3. Helaas kun je deze Custom set geen eigen naam geven, dus je moet zelf wel goed onthouden dat C1 bijvoorbeeld voor bewegende voorwerpen is en C2 voor Macro of Studio.

Heb je een set met instellingen op deze manier toegekend aan C1, dan kun je je camera weer instellen zoals gebruikelijk is. Op het moment dat je nu in dat veld staat en je ziet die vogel, dan heb je met het omzetten van de Programmakeuzeknop op C1, binnen 1 seconde alle instellingen meteen goed. Natuurlijk kun je het gebruik van C1 gewoon alle instellingen veranderen. Dus wil je in plaats van de oorspronkelijke 1/500s liever 1/1000s, dan is dat simpelweg drie klikjes met het instelwiel. Let wel dat wanneer je de camera uit/aan zet, dat eventuele eerdere wijzigingen teniet gedaan zijn. Dus je 1/1000s is dan weer 1/500s geworden.

Merk je dat je een van de instellingen van een set telkens moet wijzigen en liever tot ‘standaardwaarde’ zou willen maken, kies dan die nieuwe waarde en registreer C1 opnieuw, zoals je de eerste keer hebt gedaan. Je overschrijft dan de oude met de nieuwe instellingen.

Samenvatting
Een EOS-camera heeft veel opties om de bediening zo persoonlijk mogelijk te maken, zodat de kans op het missen van een fotomoment zo klein mogelijk wordt. Een belangrijke rol kan daarbij dus de optie Aangepaste opname modus spelen. Als de camera over deze optie beschikt, bedenk dan eens voor jezelf welke onderwerpen er regelmatig voor je lens komen en welke dan in aanmerking zouden komen voor een eigen (custom) instelling-set. Echt heel handig!