“En heb je die foto’s bewerkt?’ De vraag landt als een tikkende tijdbom in de plotseling muisstille zaal, waar de pro-fotograaf zojuist een adembenemende serie foto’s aan zijn publiek heeft gepresenteerd. En wat het antwoord van onze fotograaf ook is, de toon is gezet. Want als iemand zijn foto’s bewerkt, dan verdraait hij toch de waarheid? Of heb jij dat gevoel helemaal niet.
Het bewerken van foto’s is voer voor een levendige discussie, die grote filosofische hoogte kan bereiken. Met deze blog wil ik me echter geenszins op dat ‘gladde’ vlak begeven, maar gewoon eens technisch stilstaan bij de vraag hoe de kleuren, het contrast en de scherpte van een foto nu eigenlijk tot stand komen en wat we dan onder wel of niet bewerken verstaan.
We gaan even terug naar de analoge tijd. Je zag dan van een foto afgedrukt op papier. Tastbaar. Het was, wat het was. Het enige dat je je misschien afvroeg was wat voor rolletje de fotograaf gebruikt had, omdat je de kleuren verzadigd vond of het contrast hoog. De vraag of hij de foto bewerkt had werd zelden gesteld.
En hoewel in de digitale tijd het rolletje verdwenen is, is het er eigenlijk nog steeds. Want de sensor varieert van fabrikant tot fabrikant en zal afhankelijk van de kleur van de filtertjes boven de fotocellen en de vereiste interpolatie, bepaalde RGB-kleuren genereren. Dus door een bepaald cameramerk of zelfs cameramodel te kiezen, zijn je foto’s eigenlijk al bewerkt. Maar er wordt nog meer bewerkt in de camera. Na de interpolatie naar de RGB-waarden per pixel, moeten deze nog met een cameraprofiel in een zichtbaar beeld worden vertaald. Bij een EOS-camera zijn die cameraprofielen ondergebracht in de zogeheten Beeldstijlen. Wil je een pakkend plaatje, dan kies je voor beeldstijl Standaard. Moet de foto meer neutraal van kleur en vlakker van contrast zijn, dan zet je de beeldstijl op Neutraal. Net als vroeger kies je met de beeldstijl eigenlijk het soort rolletje en dus het karakter van je foto’s. Een JPEG-direct uit de camera is dus al bewerkt. Nog voordat je hem in Photoshop geopend hebt. Of hij de ‘waarheid’ (echte kleuren en contrast) laat zien, wordt dus bepaald door de beeldstijl en die wordt door de fotograaf gekozen, die zo zijn beeld ‘manipuleert’.
Fotografeer je in RAW en ontwikkel je in Lightroom, dan lijkt het alsof je de invloed van de beeldstijlen van je camera kunt omzeilen. Dat je dan de echte kleuren ziet. Helaas. Ook in Lightroom moet een cameraprofiel voor een zichtbaar beeld zorgen. Die profielen vind je in het deelvenster Camerakalibratie in de module Ontwikkelen. Standaard staat dit profiel op Adobe Standard. Dat is dus een cameraprofiel die je foto’s een ‘Adobe’-sausje geeft. De andere profielen die je in Camerakalibratie vindt, hebben de beeldstijlnamen van Canon, maar zijn nog steeds ‘sausjes’ van Adobe. Kies je een ander ‘sausje’, dan zie je de kleuren en het contrast van je RAW-foto als bij toverslag veranderen, zonder dat je maar één schuifje in Ontwikkelen hebt aangeraakt. RAW-opnamen zijn dus ook altijd door de fotograaf bewerkt, alleen al door de keuze van het cameraprofiel in Lightroom. In DPP van Canon tref je weer de bekende beeldstijlen zoals in de camera aanwezig zijn en die bepalen wederom de ‘waarheid’ van een foto.
Laatste struikelblok bij het tonen van de ‘echte’ kleuren is hoe de foto’s gepresenteerd worden. Elke monitor heeft zijn eigen kleur- en contrastkarakteristieken en dat geldt ook voor printers. Een foto op de achterzijde van je camera zal er anders uitzien dan op je monitor van je laptop, op het beeldscherm van je desktop, op je tablet en op een beamer.
Nu zullen er fotografen zijn die de ‘waarheid’ willen bereiken door onder volledig kleurbeheer te gaan werken, waarbij alles gekalibreerd en geprofileerd is, maar dan nog lopen ze tegen het beperkte dynamische bereik van een sensor aan. Die is nog steeds niet in staat om in één opname de contrastomvang van het menselijk oog te benaderen.
Het aanpassen van kleuren en contrast is dus eigenlijk niet echt bewerken. Dat is wel het geval als je onderdelen van een foto vervangt, toevoegt of verwijdert. De creatieve fotograaf bepaalt zelf wat daarbij de grenzen zijn. Een fotojournalist kan zich echter op dat punt geen enkele marge veroorloven. Want dan doe je de echte waarheid geweld aan. |
Je foto’s níet bewerken is dus niet mogelijk, want er is altijd een vertaalslag nodig van een fysieke werkelijkheid naar een statisch beeld. En elke keuze in deze vertaalslag is in principe een bewerking. Net zoals bij het ontwikkelen en afdrukken van een analoge foto.
Laten we dus afspreken de vraag “en heb je je foto’s bewerkt?” voortaan achterwege te laten en hooguit te vervangen door “hoe heb je je foto’s bewerkt”. Of beter nog door een stilzwijgen en gewoon te genieten van mooie foto’s, zoals we dat ook zouden doen bij het aanschouwen van ‘De nachtwacht’. Want daarbij vraagt ook niemand zich af of Rembrandt de ‘waarheid’ heeft geschilderd.
Wat vind jij?