Recent heb ik een artikel gepubliceerd met alle camera-instellingen om vogels in vlucht scherp te fotograferen met een camera in het EOS R-systeem (klik hier). Tijdens een van de sessies dat ik daarvoor op pad was, ben ik ook eens met ‘lange’ sluitertijden gaan spelen om vliegende vogels onscherp in beeld te brengen met onverwacht leuke en abstracte resultaten. Daarom in dit artikel wat een ‘lange’ sluitertijd voor abstracte vogelfotografie overdag kan zijn en wat de variabelen daarbij zijn.
Lange sluitertijd overdag
Bij het bovenstaande kopje moeten we dus eerst even definiëren: wat is overdag en wat is dan een lange sluitertijd.
Overdag is de periode waarin er buiten het meeste licht is. De zon is al geruime tijd op en het is nog een paar uur tot zonsondergang. De lengte van 'overdag' scheelt natuurlijk per seizoen en is in de zomer langer dan in de winter, maar tussen 10.00u en 16.00u heb je een redelijk universeel tijdvak voor de term ‘overdag’.
Een lange sluitertijd is relatief en kun je in het geval van abstracte vogelfotografie op twee manieren definiëren: welke sluitertijd heb je nodig voor een ‘bewogen’ opname van een vliegende vogel en welke sluitertijd is technisch mogelijk bij het overdag aanwezige licht. Voor wat betreft het registreren van een abstracte vluchtfoto zul je een sluitertijd moeten gebruiken tussen 1/10s en 1/2s. Bij 1/10s kun je de vogel soms nog enigszins herkennen en is hij omringd door schimmen, waarbij bewegende vleugels al behoorlijk transparant kunnen worden. Die schimmigheid neemt toe naarmate de sluitertijd langer wordt. Een vogel in vlucht die je volgt met een sluitertijd van een halve seconde is bijna geheel onherkenbaar en is de typerende vogelvorm vervangen door vloeiende strepen en transparant overlappende vlakken. De ‘zichtbaarheid’ van de schimmen wordt bepaald door de donkere of lichte kleur van de vogel en of je een lucht als achtergrond hebt (onbewolkt blauw of betrokken) of gebouwen of bomen.
Om dergelijke sluitertijden overdag te kunnen bereiken zul je bij lage ISO’s moeten werken en bij het kleinste diafragma van je lens. Je kunt dan net in de buurt komen van de genoemde ‘lange’ sluitertijden. Schijnt de zon, dan is een halve seconde vaak niet haalbaar en moet je genoegen nemen met 1/10s of zelfs nog iets korter.
Minimaal diafragma, A,min De kleinste lensopening Is afhankelijk van het type lens en van het brandpunt van een zoomlens. Des te langer het brandpunt, des te kleiner het minimale diafragma. Bij de RF 100-400mm 5.6-8 IS is bij f=100m het minimaal diafragma f/32 en bij f=400mm is dat f/45 (1 stop verschil), dus twee keer zo lange sluitertijd mogelijk indien helemaal ingezoomd. Bij sommige lichtsterke lenzen is het minimale diafragma soms zelfs maar f/22. Dat is weer een stop groter dan f/32, wat lange sluitertijden nog moeilijker maakt overdag. |
Hulpmiddelen
Groot nadeel van het werken met het minimale diafragma van de lens, dus kleinst mogelijke lensopening, is dat er zichtbare onscherpte ontstaat ten gevolge van diffractie. Dat is geen probleem voor de bewegende onderdelen, want die zijn toch al onscherp, maar wel voor de eventueel stilstaande omgeving. Tevens wordt de scherptediepte van de foto zo groot, dat stofjes op de sensor zich gaan manifesteren als zwarte puntjes op de foto. Vooral bij een effen lucht als achtergrond is dat niet wenselijk. De sensor reinigen helpt, maar er zullen altijd puntjes zichtbaar blijven bij f/22 of kleiner, die je achteraf moet verwijderen.
Om overdag bij langere sluitertijden toch met grotere diafragma’s te kunnen werken, f/8 tot f/16, kun je een gedeelte van het licht tegenhouden met behulp van een grijsfilter (ND-filter, Neutral Density). Die zijn er in verschillende vaste densiteiten, maar je kunt tegenwoordig ook ND-filters kopen, die een draaibaar ‘traliewerk’ hebben en daarmee een variabele hoeveelheid licht kunnen blokkeren. Je kunt nu naar wens langere sluitertijden bereiken bij grotere diafragma’s. Hierdoor zijn beelden scherper, is het eventuele bokeh mooier en zie je geen sensorspots. Een bekend type variabel ND-filter is een VND 2x tot 400x, waarbij het bereik loopt van 1 stop tot ca. 8 stops.
Een bijzonder variabel ND-filter is het drop-in filter in een EF EOS R-adapter van Canon. Een dergelijke adapter gebruik je als je een EF-lens wilt koppelen aan een camera in het EOS R-systeem. In dit artikel zie je hoe dit filter werkt.
Kleurshift en kruis ND-filters blokkeren licht. Een belangrijke kwaliteitsfactor daarbij is dat ze dit over het hele spectrum van het licht gelijkelijk doen. Wordt een bepaalde golflengte meer tegengehouden dan een ander, dan kan er een kleurverschuiving optreden, waardoor de kleuren van de foto achteraf gecorrigeerd moeten worden. Bij RAW kun je de meeste kleurzwemen redelijk goed verwijderen. Behalve een evrschuiving van kleur kan er in sommige lichtomstandigheden, onderwerpen en stand van het filter een kruisvormige schaduw op de foto verschijnen. Als je gebruikt maakt van filter met een vaste ND-waarde, dan treedt dit fenomeen niet op. Tevens kan bij het werken met filters de scherpte van de foto iets afnemen.
|
Instellingen
Zet de camera in de Av-stand en kies een klein diafragma: zonder ND-filter de kleinst mogelijke lensopening (bv. f/32) en met een (variabel) ND-filter een diafragma tussen f/8 en f/16. Gebruik Meervlaksmeting. Zet de ISO op de laagst mogelijke stand. Dus in de meeste gevallen ISO 100 en bij camera’s in het hoger segment op L (= ISO 50). De camera zal nu afhankelijk van de hoeveelheid aanwezig licht de langst mogelijke sluitertijd kiezen. Bij een heldere achtergrond kun je misschien nog een stopje overbelichten, zodat de sluitertijd 2x langer wordt. Is deze nog niet lang genoeg, gebruik dan een (ander) ND-filter of zet een variabel ND-filter in een donkerder stand.
Zet het AF-systeem op Servo, Volgen en Zone. Omdat je met lange sluitertijden werkt, is een snelle serieopname niet mogelijk, dus gebruik gewoon Enkelbeeld als Transportmodus. Werk in RAW, want dan heb je een groter dynamisch bereik dan in C-RAW. Witbalans op Automatisch. Beeldstijl op Standaard. Beeldstabilisatie bij voorkeur uit.
Blackout-tijd Als je een onderwerp belicht met een langere sluitertijd, dan zie je dat onderwerp gedurende die tijd niet. De zoeker of het lcd-scherm is zwart. Het volgen van bewegende onderwerpen is dus moeilijk. Probeer het begin van een lange opname van een bewegende onderwerp zoveel mogelijk in het midden van het kader te houden en zoom niet te ver in, zodat het onderwerp tijdens de belichting de bewegingsruimte heeft om binnen het kader te blijven. |
Samenvatting
Bewust onscherpe foto’s maken. Het is even onwennig en de resultaten zijn onvoorspelbaar. Toch kan het verrassend onderscheidende foto’s opleveren die door hun abstracte inhoud heel intrigerend kunnen zijn of gewoon heel decoratief zijn. Probeer het zelf eens. Wie weet wat er uiteindelijk aan de muur van je woonkamer hangt.