Autofocus (AF) op een EOS-systeemcamera (DSLR of MILC) is snel en handig en geeft de fotograaf de gelegenheid om zich vooral te concentreren op het onderwerp en op de timing.
Meestal beperkt de instelling van de autofocus zich tot een enkel AF-punt (midden) met een eenmalige scherpstelling bij half indrukken van de ontspanner (One Shot). Dat is prima voor 90% van de onderwerpen, maar wat te doen als het onderwerp gaat bewegen? In enkele artikelen gaan we daarom dieper in op de werking en instelling van de autofocus op twee verschillende systemen: spiegelreflex (DSLR) en spiegelloze systeemcamera’s (MILC).
AF-principe
De autofocus van een spiegelreflex-EOS is anders geregeld dan in een spiegelloze camera in het EOS R-systeem. In een EOS-DSLR is een aparte AF-sensor met fasedetectie ingebouwd en in een EOS R-camera wordt de beeldsensor gebruikt voor de autofocus. Dat laatste is mogelijk omdat Canon zijn sensors sinds de EOS 70D uitgerust heeft met de zogeheten Dual Pixel-technologie, waarbij elke beeldpixel voorzien is van fasedetectie.
Ondanks dat de scherptebepaling bij een DSLR en MILC dus bij beide systemen gebaseerd is op fasedetectie, zijn de implementatie en de mogelijkheden wel heel verschillend.
• DSLR-AF
Het bepalen van de scherptelling met een aparte AF-sensor is de klassieke techniek zoals die in een spiegelreflex (analoog en digitaal) wordt toegepast. Je kijkt vóór de opname met een optische oogzoeker (OVF) via een pentaprisma/spiegel door de lens. Die spiegel is halfdoorlatend en een gedeelte van het beeld valt via een hulpspiegel op de AF-sensor. De plaats van de meetcellen op deze AF-sensor komt overeen met de scherpstelpunten die je ziet in de zoeker. Voor instapcamera’s zijn er dat 9 of 11, een EOS 90D heeft 45 AF-punten en de nieuwe EOS 1DX mark III maar liefst 191. De AF-meetpunten zijn kruisvormig of dubbelkruis, waarbij de tweede soort het meest gevoelig is. Het middelste AF-punt is bij alle EOS-DSLR-camera’s van het dubbele kruistype, dus snel, accuraat en het meest geschikt bij weinig licht.
Voordeel van een aparte AF-sensor is de hoge meetsnelheid en dat je met vaste AF-punten werkt, wat handig is bij het reproduceren van een bepaalde kadrering én met de directe herkenning van de plaats van het AF-punt. Nadelen zijn dat er een afwijking kan zijn tussen de beeldscherpte op de AF-sensor en die op de beeldsensor (Back en front focussing) en dat door het beperkte aantal AF-punten eventuele gezichts- en oogherkenning met de OVF als zoeker niet heel nauwkeurig is.
• MILC-AF
In een EOS-MILC ontbreekt dus een spiegel en valt het beeld van de lens direct op de beeldsensor, aangezien de sluiter openstaat vóór de opname. Er is dus geen afgeleid beeld naar een aparte AF-sensor. Vroeger zou de beeldsensor dan (langzame) contrast-AF moeten gebruiken, maar met de Dual Pixel-technologie van Canon (DPAF), is het sinds enkele jaren dus mogelijk scherp te stellen op de beeldsensor met het snelle ‘fase detectie’. Door de individuele pixels van de beeldsensor te kunnen gebruiken voor de scherpstelling, is het aantal AF-punten bij een MILC sterk toegenomen. De EOS RP heeft 4779 AF-punten en de EOS R heeft er zelfs 5665. Ook het oppervlak waarover deze AF-punten verspreid liggen, is veel groter dan op een DSLR. Omdat de dichtheid van de AF-punten zo hoog is, is een MILC prima in staat om gezichten en zelfs ogen te herkennen en toekomstig misschien ook nog andere patronen en vormen. Ook zal bij een spiegelloze camera geen front of back focussing optreden. Omdat de gevoeligheid van de beeldsensor tijdelijk verhoogd kan worden, is het met een spiegelloze camera tevens mogelijk om ook bij heel weinig licht automatisch scherp te stellen.
EVF Omdat de spiegel ontbreekt kun je bij een MILC dus niet met een optische zoeker door de lens kijken. In plaats daarvan kijk je met de oogzoeker tegen een klein lcd-schermpje. Dit wordt een elektronische oogzoeker genoemd, oftewel een EVF. |
‘Nadeel’ van het AF-systeem van een MILC kan zijn dat er geen concreet AF-patroon zichtbaar is in de zoeker (EVF), zodat je het actieve AF-punt soms ‘kwijt’ kunt zijn. Ook kun je niet altijd met exact hetzelfde AF-punt (bijvoorbeeld rechtsboven) op een onderwerp scherpstellen, zoals het rechteroog van een model, waarbij dan de positie van het hoofd in een reeks opnamen altijd precies hetzelfde zal zijn. Ondanks dat de scherpstelling op een DSLR en een MILC gebaseerd is op fasedetectie, lijkt de autofocus bij een DSLR in de praktijk net iets responsiever te zijn dan bij een MILC, hoewel dat ook afhankelijk is van het onderwerp, cameramodel en lens.
Hybride-DSLR
Sinds de EOS 40D (aug, 2007) beschikken EOS-DSLR’s ook over Live view. De spiegel is dan opgeklapt en de sluiter staat open, zodat de beeldsensor gebruikt wordt voor het zoekerbeeld zoals dat weergegeven wordt op het lcd-scherm. Destijds moest contrast-AF zorgen voor de scherpstelling en dat ging minder snel dan fasedetectie-AF. Dankzij de hoge snelheid van DPAF is de scherpstelsnelheid tijdens live view op een DSLR echter sterk verbeterd en is de werking geheel vergelijkbaar met het AF-systeem van een MILC. Helaas kan bij een DLSR niet de OVF gebruikt worden, omdat de spiegel het kijkpad onderbreekt. Toch maakt de combinatie van Live view en DPAF een EOS-DSLR tot een soort hybride camera, met als enige nadeel dat je in Live view dus geen oogzoeker ter beschikking hebt, maar het variangle lcd-scherm moet gebruiken.
Idee: EVF op EOS 90D Als je in de hot shoe van de EOS M6 mark II kijkt, dan zie je niet alleen de contacten voor een Speedlite-flitser, maar ook de contactpunten voor een losse EVF, de EVF-DC2. Eigenlijk zouden de DSLR’s van Canon ook met dergelijke contactpunten uitgerust moeten worden, zodat je tijdens live view toch over een oogzoeker zou kunnen beschikken en je dus een écht hybride systeem-EOS in de hand zou hebben. |
|
|
Samenvatting
Tot zover de beknopte inleidende theorie over autofocus met waarschijnlijk weinig verrassende zaken. In de volgende artikelen gaan we enkele AF-scenario’s bespreken voor de verschillende praktische onderwerpen, zowel statisch als dynamisch.