Het spelen met de scherptediepte is een van de grote verworvenheden van het fotograferen met een spiegelreflex-camera. Omdat het menselijk oog van nature direct op het scherpste deel van een foto valt, kun je met de juiste keuze van het scherpstelpunt gecombineerd met een bijpassende scherptediepte de eyecatcher van een opname bepalen.
Scherptediepte
Hoe vreemd het ook klinkt, maar een foto is maar op één punt 100% scherp en dat is in het scherpstelpunt. Dat een opname ook voor en achter dat punt scherp oogt, wordt veroorzaakt door de zogeheten scherptediepte. Er zijn natuurkundige wetten die dit allemaal netjes kunnen verklaren, maar die zijn voor een fotograaf niet van belang om ermee te kunnen werken. Wat is dan wel belangrijk als het gaat om scherptediepte? Allereerst is de scherptediepte van een compactcamera veel groter dan van een spiegelreflexcamera. Ben je net overgestapt van compact naar EOS, dan zul je waarschijnlijk merken dat sommige foto's niet over het hele onderwerp scherp zijn. Dat heeft dus onder andere te maken met scherptediepte. Omdat de scherptediepte van een spiegelreflex kleiner kan zijn, is het bij dit type camera belangrijk dat het scherpstelpunt óf door de autofocus (AF) óf handmatig (MF) nauwkeurig wordt gekozen. Van de totale scherptediepte ligt 1/3 voor het scherpstelpunt en 2/3 erachter. Bij macro's en close-ups is de verdeling 50/50.
Variabelen
Als je vraag wat de scherptediepte bepaalt, dan antwoord 90% van de fotografen dat dit het diafragma (lensopening) is. Een groot diafragma (f/2.8) geeft een kleinere scherptediepte dan een kleine lensopening (f/22). Klopt, maar het is slechts één van de drie factoren die een rol spelen. Ook de voorwerpsafstand (v, afstand tussen sensor en scherpstelpunt) en de brandpuntsafstand (f, in mm op de lens aangegeven) zijn belangrijke variabelen. Hoe verder weg het scherpstelpunt (grote voorwerpsafstand), des te groter de scherptediepte. Hoe groter het brandpunt (verder ingezoomd), des te kleiner de scherptediepte. Als je dus bij een macro-opname van dichtbij (v=0,65m), met een lang brandpunt (f=180mm) en diafragma f/2.8 een bloem of insect fotografeert, dan is de totale scherptediepte slechts 1mm. Maak je een landschapsopname met een groothoeklens (f=10mm), scherpgesteld op een onderwerp op 30m en een diafragma van f/16, dan is de foto vanaf 33 cm voor de camera tot aan oneindig scherp. Zelfs al zou je in dat laatste geval f/2.8 gebruiken, dan begint de scherpte op 175 cm tot oneindig. Op een dergelijke afstand en met zo'n kort brandpunt is een opname bijna altijd van voor naar achter scherp. Wil je zelf eens wat berekeningen doen, kijk dan eens op www.dofmaster.com/dofjs.html.
Hieruit leren we drie zaken.
1. Wil je een kleine scherptediepte, zoals bij een portret, gebruik dan een relatief groot diafragma van f/5.6 of groter (f/2.8 of f/4) én ga vier of vijf meter van je model staan en zoom ver in. Een lens met een bereik van 70 tot 200mm geeft dan wonderschone resultaten met een heel mooi vervaagde achtergrond.
2. Fotografeer je een weids landschap met een groothoeklens (f=10 tot 16mm), dan is door het korte brandpunt van de lens en de grotere voorwerpsafstand de scherptediepte altijd al groot, ongeacht het diafragma. Je hoeft dus echt geen f/32 of f/45 in te stellen. Beter is het om op een punt dichterbij scherp te stellen en f/11 te gebruiken. De scherptediepte is dan groot genoeg voor visuele scherpte over de hele diepte van de foto en omdat je f/11 gebruikt, werk je in het optische scherpste deel van de lens én zie je geen stofjes die op de sensor zitten. Bij f/32 of f/45 is geen enkele lens meer 100% scherp en wordt vuil van de sensor op de foto zichtbaar.
Hyperfocaal punt Bij landschapsfotografie scherpstellen op oneindig is niet altijd verstandig. Je verliest daarmee 2/3 van je scherptediepte. Theoretisch haal je de grootste scherptediepte als je scherpstelt op het zogeheten hyperfocaal punt. Waar dat punt ligt kun je weer uitrekenen met een moeilijke formule, via internet of uit een tabel. Praktischer is om een scherpstelpunt tussen de 10 en 100m te kiezen, dan is de foto met een groothoeklens bij f/11 van voor tot achter scherp. |
3. Ben je macrofotograaf met een macrolens van 100mm, sta je op 30 cm van een bloem of insect en wil je een kleine scherptediepte, dan hoef je niet per se f/2.8 in te stellen. De scherptediepte is dan 0,7mm en dat is heel erg klein. Scherpstellen is dan moeilijk, camera en onderwerp mogen absoluut niet bewegen en ook nu is een lens bij zijn maximale diafragma niet 100% scherp. F/4 tot f/8 zijn veel meer praktische waarden met een iets grotere scherptediepte en een aanzienlijk scherper beeld.
Tip Is scherptediepte een relevante factor in je opname, dan fotografeer je natuurlijk in Diafragmavoorkeur, Av, en stel je zelf de gewenste waarde in. Gebruik dan ook eens verschillende diafragma's bij het zelfde onder-werp, zodat je later kunt kiezen bij welke opname de achtergrond het meest optimaal onscherp is. Teveel is ook niet altijd goed. |
ConclusieSpeel met scherptediepte. Een kiekje wordt een professionele foto als je een vage achtergrond kunt creëren of het scherptepunt in combinatie met een kleine scherptediepte heel subtiel kunt wegleggen. Aarzel niet om in dat kader langere brandpunten te gebruiken bij portretten, close-ups en macro's. Het variëren van het diafragma om het scherptediepte te vergroten of verkleinen, heeft uiteraard effect op de sluitertijd. Let op dat deze niet te lang wordt en verhoog desgewenst de ISO-gevoeligheid.